In de zomer van 17 braken er in de stad Charlottesville in de Amerikaanse staat Virginia rellen uit tussen extreemrechtse groepen en tegendemonstranten waarbij tientallen mensen gewond raakten. Een vrouw overleed nadat een auto op een protestmars was ingereden. De aanleiding voor de controverse was de beslissing van het stadbestuur om een standbeeld van Robert E. Lee, een generaal in de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) weg te halen. Lee vocht aan de kant van het Zuiden en was gekant tegen de afschaffing van de slavernij.
Naar aanleiding van deze gebeurtenissen werd in Vlaanderen opnieuw de polemiek rond de aanwezigheid in de openbare ruimte van beelden en straatnamen die verwijzen naar figuren die donkere bladzijden vulden in onze geschiedenis. In Lanaken is er de naamswijziging van de Cyriel Verschaevestraat die het voorwerp van het debat vormt. In Hasselt overweegt het gemeentebestuur om het ‘omstreden’ monument van Leopold II aan het Kolonel Dusartplein aanpakken. (Meesters, J., Hasselt pakt omstreden monument van Leopold II aan, HbvL, 7 november 2017).
Cyriel Verschaevestraat
De keuze voor de Cyriel Verschaevestraat in Lanaken werd bij gemeenteraadsbesluit d.d. 23 augustus 1968 goedgekeurd. De straat lag in een nieuwe wijk die men blijkbaar een Vlaamse uitstraling wou geven. ‘Naast het Groeningenplein en het Guldensporenplein werden de overige straten en pleinen vernoemd naar Vlaamse schrijvers of dichters. Naast Cyriel Verschaeve zien we o.m. ook Alfons Jeurisssen, Stijn Streuvels, Guido Gezelle, Ernest Claes en Felix Timmermans opduiken in de lijst opduiken.
Uittreksel uit het gemeenteraadsbesluit van Lanaken 1968:
Op ons verzoek aan het stedelijk archief van Lanaken om meer informatie over de beslissing om de Cyriel Verschaevestraat te Lanaken te vervangen, kregen we een mail van burgemeester Marino Keulen waarin hij omstandig de beweegredenen toelicht. Hij spreekt van een historische dwaling en acht het anno 2017 ondenkbaar dat een ter dood veroordeeld oorlogsmisdadiger recht heeft op een straatnaam. Hij stelt dat het gemeentebestuur ethische keuzes dient te maken en haar ‘politieke verantwoordelijkheid’ moet nemen. De nieuwe straatnaam werd vastgelegd na een bevraging aan de bewoners van de Cyriel Verschaevestraat die mochten kiezen uit drie namen: Hadewych, een 13de-eeuwse dichteres en mystica, Alice Nahon, een 20ste-eeuwse dichteres en Anne Frank, een Joods meisje dat met haar dagboek symbool staat voor het lot van de Joden in de tweede wereldoorlog. Men koos voor de Anne Frankstraat. (Keulen, M., mail dd 28 november 2017, De heer Keulen liet ook weten dat de inhoud van zijn mail zou worden aangeboden ter publicatie in het tijdschrift ‘Joods Actueel’ ).
Deze beslissing had echter wel wat voeten in de aarde. Heel wat inwoners waren het niet eens met de naamswijziging. Uit een bevraging bleek dat slechts 2 mensen hiermee instemden. 38 mensen waren tegen. De N-VA verweet burgemeester Keulen populisme en had het over Spaanse toestanden. Keulen meent echter dat het soms nodig is om voorbeelden te stellen en oorlogs-misdadiger Cyriel Verschaeve in Lanaken geen straatnaam te gunnen. (Moons, L., N-VA betreurt naamswijziging Cyriel Verschaevestraat in Lanaken, TV Limburg, 20 okt. 2017)
In het tijdschrift Joods Actueel wordt de beslissing om staatnamen genoemd naar nazi aanhangers weg te halen, toegejuicht. (X, Marino Keulen neemt voortouw in aanpassen straatnamen genoemd naar nazi’s, Joods Actueel, 25 dec. 17)
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een Vlaams nationalistisch priester, dichter, toneelschrijver, essayist en beeldend kunstenaar. Wegens zijn collaboratie met de Duitse bezetter tijdens WO II werd hij in 1946 bij verstek ter dood veroordeeld.
Verschaeve, afkomstig uit het West-Vlaamse Ardooie, studeerde wijsbegeerte en theologie. In 1897 werd hij tot priester gewijd. Na 15 jaar leraar poësis te zijn geweest aan het Sint Jozefscollege in Tielt, vroeg hij om zijn ontslag. Hij wenste zich als onderpastoor in het dorp Alveringem te vestigen ten einde meer tijd te vinden om te schrijven. Vanaf 1907 leverde hij al bijdragen aan Vlaamsgezinde Katholieke tijdschriften. In 1917 werd zijn toneelstuk ‘Judas’ bekroond met de staatsprijs voor toneelletterkunde.
Alveringem lag tijdens de eerste wereldoorlog vlak achter het IJzerfront. Verschaeve werd de geestelijke raadsman van de Frontbeweging die ontstond uit de onvrede met de behandeling van Vlaamse soldaten aan het front, voornamelijk onder bevel van eentalig Franssprekende officieren. Met de veroordeling en onderdrukking van de Frontbeweging en het activisme door de Belgische overheid koesterde hij niet langer de illusie dat er van België nog iets te verwachten viel. Hij was betrokken bij de eerste steenlegging van de IJzertoren. De volgende jaren keerde hij zich af van de IJzerbedevaart die in zijn ogen niet radicaal genoeg was en weinig uithaalde. Omdat de Vlaamse grieven over taalgelijkschakeling in leger en gerecht en de vernederlandsing van het hoger onderwijs op zich lieten wachten, betoonde hij steeds meer sympathie voor het autoritaire Duitse nationaalsocialisme.
Dankzij de Duitse bezetter kwam hij aan het hoofd van de Vlaamse Cultuurraad. Toen het Duitse leger Rusland binnenviel (Operatie Barbarossa) sprak hij zijn steun uit aan het Vlaams Legioen en bewierookte hij de Oostfronters. In augustus ‘44 werd hij door de wehrmacht naar Duitsland geëvacueerd en later overgebracht naar het Oostenrijkse Tirol, waar hij een onderkomen vond in de pastorie van Solbald Hall.
Verschaeve werd in 1946 bij verstek in België door de krijgsraad van Brugge ter dood veroordeeld voor zijn collaboratie. Verschaeve stierf een natuurlijke dood in Solbald Hall op 8 november 1949.
In 1973 werd zijn lichaam door enkele leden van de extreem rechtse Vlaams Militante Orde (VMO) onder leiding van Bert Eriksson opgegraven en herbegraven op het parochiekerkhof van Alveringem tussen graven van strijders uit de 1° Wereldoorlog. Een harde kern van Vlaams nationalisten blijft Verschaeve vereren en organiseren jaarlijks een vertrouwelijke plechtigheid.
De vraag rijst waarom er in 1968 alsnog gekozen werd voor een Cyriel Verschaevestraat gezien zijn oorlogsverleden en terdoodveroordeling in 1946 wegens collaboratie. Dit wordt toegeschreven aan een bepaalde beeldvorming die in Vlaams-Katholieke en nationalistische middens breed werd gedragen. In die zin is het verklaarbaar dat bij een meerderheid van CVP of Volksunie in een gemeente er straten naar ‘de Vlaamse idealist’ Cyriel Verschaeve werden vernoemd. (X, Als we een Cyriel Verschaevestraat toelaten waarom geen Belcacemstraat?, Het Nieuwsblad, 17 aug. 2017).
Trouwens wanneer ik mensen spreek van boven de 60 herinneren ze zich nog levendig dat het werk van Cyriel Verschaeve in het schoolse curriculum zat. Hij had toen als letterkundige een belangrijke uitstraling. Zijn gedichten en toneelstukken (‘Judas’ of ‘Verbiest’) kwamen in deze gesprekken ook steeds aan bod. Ook zijn befaamde versregel: “Hier liggen hun lijken als zaden in het zand, hoop op den oogst O Vlaanderland’ die ook op de eerste IJzertoren voorkwam, kunnen ze nog gemakkelijk declameren.
Dat men heden nog een straat naar Verschaeve zou vernoemen is weinig waarschijnlijk. Het beeld van Verschaeve is in Vlaanderen in de loop der tijd ernstig bijgesteld. Niet in het minst door een ongecensureerde uitgave van zijn oorlogsdagboeken die verscheen in 1989.
(Romain Vanlandschoot; Wim Meyers; Renaat De Deygere (uitgevers), Oorlogsgedenkschriften Cyriel Verschaeve 1944–1946, in Verschaeviana Jaarboeken, Brugge, Jozef Lootensfonds, 1988-1989, 517 p.), waarin zijn onverholen nazisympathiën aan bod kwamen.)
Huldemonument voor de Limburgse kolonialen
In Hasselt kwam het omstreden monument van Leopold II op het Kolonel Dusartplein in het vizier. Het betreft een huldemonument voor de Limburgse medewerkers van Leopold II te Congo. Het zou door een werkgroep van de Stad Hasselt onder de loep worden genomen. Over de concrete stappen die er gaan genomen worden, blijven we voorlopig nog in het ongewisse. Het enige wat het stadsbestuur liet weten was dat het monument niet in zijn huidige vorm kan blijven bestaan. (Meesters, J. Hasselt pakt omstreden monument Leopold II aan, HBvL, 7 november 2017)
Het stadsarchief van Hasselt reveleert dat het monument werd opgericht in 1952 op initiatief van het bestuur van de ‘Koloniale Dagen van Limburg’. Het is een huldemonument voor de Limburgse pioniers in Congo en ter nagedachtenis van onze tweede Belgische koning. Het omvat een bronzen borstbeeld van Koning Leopold II midden op een muur van blauwe steen met de namen van de Limburgse medewerkers aan de kolonisatie van Congo. Het monument stelt de verschillende ‘beschavingsetappes’ voor uit de Congolese geschiedenis in de periode van Kongo Vrijstaat (1885-1908) aan de hand van twee bas-reliëfs aan de uiteinden van de ‘muur’. Het monument werd ontworpen door architecten Lippens en Moors. Het beeldhouwwerk is van de hand van Raf Mailleux. In 1958 werd voor het monument een praalsteen geplaatst die aarde bevat van de graven van twee Limburgse kolonialen die in Kongo sneuvelden en begraven werden in Leopoldstad.
In 1984 werd bij het monument een gedenkplaat onthuld die herinnert aan de 44 Limburgse slachtoffers van de jaren ‘60-‘65. Deze onthulling gebeurde ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van de Koninklijke Koloniale Vereniging van Limburg (K.K.V.L.). Zij houden ieder jaar in de maand juni een plechtigheid met bloemenhulde aan het monument.
Architectuurproject
Professor J. Klaps van de UHasselt gaf zijn studenten van de masteropleiding interieurarchitectuur in het nieuwe academiejaar als eerste opdracht ‘(…) met een architecturale ingreep deze beeldengroep aan te pakken in het licht van de heersende commotie’. Hoe zij dit deden wordt getoond in KultuurHuis De Tijd Hervonden, Witte Nonnenstraat 8 te Hasselt van december ‘17 tot april ‘18.
Zij stellen drie architecturale ingrepen voor met bijhorende verantwoording:
- Leopold II has fallen
In dit concept halen ze Leopold II letterlijk van zijn voetstuk. Het beeld ligt op de grond voor zijn sokkel. De arduinen panelen met de namen van de koloniale medewerkers worden weggenomen waardoor er een open structuur ontstaat. Het monument wordt zo ’transparant’ gemaakt.
2. Leopold II confronted
Bij de tweede optie wordt het beeld van Leopold II weggenomen van zijn voetstuk en tegenover het monument geplaatst. De bas-reliëfs die aan de uiteinden van de huldepanelen staan, worden vervangen door foto’s van de slachtoffers van het gevoerde terreurbewind.
3. The other side of the story
Het derde project plaatst voor het monument een reeks verticale platen in cortenstaal die refereren aan de rubberbomen in Kongo-Vrijstaat. Op deze panelen staan foto’s en toelichtingen die meer reveleren over de bejegening van de Congolese slaven.
Leopold II (1835-1909) was de 2° koning van België. Hij volgde zijn vader, Leopold I, op in 1865 en regeerde tot zijn overlijden in 1909.
Al vroeg in zijn politieke carrière gaf hij blijk van interesse voor het uitbreiden van het Belgisch grondgebied. Nog voor hij Koning was, stuurde hij aan Frère-Orban, toenmalig minister van financiën, een marmeren plaquette met de tekst: ‘Il faut à la Belgique une colonie’. Na vruchteloze pogingen in o.a. Egypte en Azië richtte hij het vizier op Afrika. Internationaal werd Leopold II vooral bekend (berucht) als stichter en eigenaar van Kongo-Vrijstaat. Door handige diplomatie verkreeg hij op de Koloniale Conferentie van Berlijn in 1884-1885, de soevereiniteit over Kongo-Vrijstaat. Dit land met een omvang van 2 miljoen km² -zowat de grootte van West-Europa-, werd zijn persoonlijk wingewest.
De koloniale gebieden werden geëxploiteerd door middel van dwangarbeid, waarbij de tropische producten ‘het moederland’ verrijkten en het toelieten grote werken te financieren. (Buelens F., Congo 1885-1960, een financieel-economische geschiedenis, EPO, Berchem, 2007, p76)
Lucas Catherine stelt dat het leegplunderen van continenten door alle Europese naties werd beoefend. Leopold II maakte deel uit van dat systeem dat men ginder kolonialisme en hier kapitalisme noemt. (Catherine, L., Bouwen met zwart geld, Houtekiet, 2002, Antwerpen, p55). De schattingen over het aantal slachtoffers variëren sterk: Roger Casemant, een Brits diplomaat heeft het over drie miljoen slachtoffers in een periode van twaalf jaar. Peter Forbath spreekt van minstens vijf miljoen. Adam Hochschild raamt het aantal op 10 miljoen, waar de Encyclopedia Britannica het heeft over een totale bevolkingsafname van 20 tot 30 miljoen naar acht miljoen. (Goeman, E., Standbeeld Leopold II is een schande voor Gent, Mo-opinie, 18 juni 2010),
In 1908 verkocht Leopold II zijn kolonie aan de Belgische regering onder internationale druk. Beschuldigingen van volkerenmoord, slavernij, martelingen en het afhakken van handen, schaadden niet enkel zijn imago maar ook dat van de Belgische staat.
Hoe gaan we om met onze geschiedenis?
De oplossingen die voorgesteld worden door de architectuurstudenten komen in ruime mate overeen met de meeste reacties die we konden sprokkelen in tal van opiniestukken en interviews.
Hamvraag bij dit discours is: ‘Hoe gaan we om met onze geschiedenis’. Als we even de architecturale ingrepen alsmede allerhande voorstellen en replieken die in verschillende media werden geopperd, onder de loep nemen zien we in grote mate vier (4) onderscheiden ‘oplossingen’: 1. Iconoclasme (verwijderen, vervangen), 2. Onaangeroerd laten, 3. Aanvullen met toelichting en 4. Een nieuw bijkomend kunstwerk creëren. Combinaties van verschillende oplossingen zien we ook opduiken.
Maar laat ons even doorheen voormelde publicaties struinen om een idee te krijgen van de beweegredenen achter de verschillende opties.
1. Iconoclasme: Verwijderen, weghalen, vervangen, aanpassen
Historicus Bruno De Wever stelt dat onze geschiedenis geen statisch gegeven is maar wijzigt met onze kijk op de wereld en veranderende inzichten. In de herinnering van de tweede wereldoorlog zijn de Jodenvervolging en het verwerpelijke racistisch nationaal-socialisme steeds centraler komen te staan. Dit was z.i. ook al in de jaren ‘70 problematisch maar zegt iets over de wijze waarop men er toen mee omging. (Van Diepen, T. Laghmouch, M., Moet na Verschaeve ook Leopold II verdwijnen, HBvL, 19-20 aug. 2017). Prof . Van Goethem meent dat het benoemen van straten of het plaatsen van beelden een continue historische activiteit is. Het vertegenwoordigt de samenleving die we willen, de wereld waarvan we dromen. Hij ziet het ook als de taak van de politici om hier het voortouw te nemen. (Van Diepen, T., Laghmouch, M., Moet na Verschaeve ook Leopold II verdwijnen, HbvL, 19-20 aug. 2017)
Met betrekking tot de straatnamen en standbeelden van Leopold II vindt Sandrine Ekofo, een Belgische van Congolese afkomst, dat het anno 2017 kwetsend is om in België geconfronteerd te worden met dergelijk eerbetoon voor iemand die verantwoordelijk was voor een barbaars schrikbewind. Zij opteert er voor om alle beelden die naar Leopold II verwijzen, uit de publieke ruimte te verwijderen. Ze kunnen in musea worden ondergebracht met een kritische duiding over zijn rol. Ekofo hecht echter groot belang aan de responsabilisering van het publiek. Ze wil dat de koloniale periode – met al haar uitwassen – een plaats krijgt in ons collectief geheugen. (Ekofo, S., Massamoordenaars als Leopold II plaats je niet op een voetstuk, Knack opinie, 23 nov. 17)
In 2004 werd op de promenade van Oostende de hand afgezaagd van een Congolees die deel uitmaakte van de beeldengroep ‘Dank der Congolezen’. Deze vernieling werd opgeëist door ‘De Stoeten Ostendenoaere’. Men wou hiermee de wandaden in Congo onder het bewind van Leopold II aan de kaak stellen. (YNG, Beeld Leopold II beschadigd, Nieuwsblad, 24 april 2004)
In het Dudenpark in Vorst werd in de nacht van 10 op 11 januari 2018 de buste van Leopold II gestolen door het antikoloniaal collectief ‘Association Citoyenne pour un Espace public Décolonial (ACED). Hun actie was ingegeven door de methodische plundering, de miljoenen doden en de daaruit volgende afbraak van de structuur van de locale samenlevingen. In het verleden waren er in Brussel wel vaker activisten actief tegen beelden van de omstreden koning. Zo werd het ruiterbeeld aan het Troonplein in 2008, 2013 en 2015 met rode verf beklad. (X, Buste van Leopold II teruggevonden in Vorst, De standaard, 15 jan. 2017)
Professor Van Goethem is resoluut m.b.t. het verwijderen van de straatnamen genoemd naar Verschaeve. Voor beelden ligt het zijns inziens wat moeilijker. In een eerder betoog pleitte hij voor het weghalen en onderbrengen in een museum. Na een colloquium aan de UAntwerpen waarbij dit aspect aan bod kwam meende hij dat het misschien opportuner was om een kunstenaar het beeld te laten herinterpreteren. (H. Van Goethem, De trage dodendans van straatnamen en standbeelden, Gazet van Antwerpen, 14 okt 2017)
2. Onaangeroerd laten
In Lanaken ontstond er heel wat commotie over de vervanging van de Verschaevestraat door de Anne Frankstraat. De visie van de Burgemeester en het college werd lang niet door iedereen gedeeld. Heel wat bewoners zagen vooral heel wat praktische en administratieve beslommeringen bij een naamswijziging. Sommigen wisten zelfs niet wie Verschaeve was en dachten dat het om een schilder ging. Anderen vroegen zich af waarom men nu, na 45 jaar, de straatnaam alsnog wil wijzigen. (Van Diepen, T., Het had eerder moeten gebeuren, HBvL , 18 aug. 2017). Tijdens de gemeenteraadszitting die tot de naamswijziging besloot was er heel wat protest van de vereniging ‘Voorpost’. Met een fluitconcert en kreten als ‘geschiedvervalsing’ probeerden ze alsnog de besluitvorming te beïnvloeden. (Dreesen, M., Fluitconcert voor het behoud Verschaevestraat, HBvL, 20 dec. 2017).
Na de beslissing van het gemeentebestuur van Lanaken blijven er in Vlaanderen nog 6 straten die zijn vernoemd naar Cyriel Verschaeve. De burgemeester van Kortrijk, Vincent van Quickenborne, partijgenoot van Keulen, zegt dat er vandaag nooit zou geopteerd worden om een figuur als Verschaeve een straatnaam te geven. Toch zijn er geen plannen om de Verschaevestraat in Marke te schrappen. Het debat is al vaak gevoerd, zegt Van Quickenborne, maar hij acht het belangrijk dat mensen weten wie hij was en waar hij voor stond. (B. Van Belle, Waarom Cyriel Verschaeve controverse oproept, De Standaard, 17 aug. 2017). In Puurs, op een steenworp van het Fort van Breendonk, komt regelmatig de discussie over de Verschaevestraat weer aan de orde. Een enquête gehouden in 2017 onder de 24 bewoners wees uit dat 22 van hen voor het behoud van de naam waren. Men acht de kans groot dat velen om praktische redenen hiervoor opteerden. (X, Cyriel Verschaevestraat blijft bestaan, Gazet van Antwerpen, 10 mei 2017).
Op de vraag of monumenten voor Leopold II moeten verdwijnen, antwoordt Mathieu Zana Etambala dat er voor Congolezen, hier en in Congo, grotere noden zijn dan symbolische gebaren. (Zana Etambala, M. Een volk zonder geschiedenis, De Standaard, 14 dec. 2017).
De Ghanese kunstenaar Ibrahim Mahama merkt op dat er overal ter wereld ‘racistische’ beelden opduiken. Het weghalen van deze werken ziet hij niet als een optie. De reflectie zou verdwijnen terwijl het net belangrijk is om de vraag te stellen of deze beelden nog in onze maatschappij passen, welke boodschap willen we onze kinderen geven over de koloniale geschiedenis en hoe willen we vandaag met elkaar omgaan? (Meyer, J., Operatie propere beelden, De Standaard, 18 jan. 2018). Directeur Sara Weyns van het Middelheimmuseum oppert dat men bv. ook het onderhoud van de kunstwerken kan stopzetten en kijken wat er gebeurt. Ze verwijst hierbij naar de gevandaliseerde beeldengroep met Leopold II in Oostende waarvan activisten een hand afhakten van een Congolees. Het ‘aangetaste’ standbeeld werd nooit hersteld, wat op zich ook een duidelijke boodschap inhoudt. (Meyer, J., Operatie propere beelden, De Standaard, 18 jan. 2018).
3. Aanvullen met een toelichting
Historicus Koen Aerts (UGent) merkt op dat je in Nederland, Franstalig België of Frankrijk niet krijgt uitgelegd dat een nazipriester geëerd wordt in de publieke ruimte. Aerts meent dat een bordje met toelichting een goede oplossing zou zijn. We zouden er kunnen opzetten dat hij een nazipriester en haatprediker was. (X, Als we een Cyriel Verschaevestraat toelaten waarom geen Belcacemstraat, Het Nieuwblad, 17 aug. 2017). Naast een Verschaeveplein en een Verschaevewandelpad opende in 1984 in de kapelanij een museum waar men het oeuvre van de omstreden priester-dichter kan bezichtigen. In de kerk hangt ook een schilderij van hem. Na sluiting van het museum in 2008 -wegens te weinig bezoekers- werd het in 2015 -o.m. ook ter gelegenheid van de herdenking rond de 1° wereldoorlog – opnieuw geopend. De Kapelanij waar Verschaeve als onderpastoor verbleef (1941-1944), werd bij Ministerieel Besluit beschermd in 2005. Men stelt dat het een historische fout zou zijn, mocht er rond deze omstreden figuur niets gedaan worden. (Van Belle, B., Waarom Cyriel Verschaeve controverse oproept, De Standaard, 17 aug. 2017). Vandaar de optie het leven, werk en ideologie van deze gecontesteerde figuur te documenteren.
In Oostende werd een infobord geplaatst bij de reeds vermelde beeldengroep ‘Dank der Conoglezen’ waarop wordt gesteld ”… Niet alleen de koloniale symboliek van het monument, maar ook de effectief gevoerde koloniale politiek roept grote controverse op. Getuige daarvan is de in 2004 afgehakte hand van één van de ‘bevrijde’ slaven”. (Truyts, J., Nieuw infobord bij omstreden standbeeld van Leopold II in Oostende, De Redactie, 11 sept 2916). Na jaren van protesten, acties, vandalenstreken en zelfs een rechtszaak om het beeld uit de publieke ruimte te bannen kreeg het standbeeld van Leopold II aan het Gentse Zuidpark een pancarte met daarop de tekst: “De Stad Gent betreurt de vele Congolese slachtoffers omgekomen ten tijde van Kongo-Vrijstaat’. (Staes, B., Eindelijk excuus voor Leopold II, Het Nieuwsblad, 27 sept. 2016)
4. Een nieuw, bijkomend kunstwerk creëren.
De reacties, opinies en discussies wijzen uit dat deze thematiek best wat mensen beroert. Van de (protest)manifestaties tot het ‘idealistisch’ vandalisme, telkenmale blijkt dat deze artefacten nog steeds heel wat emoties losmaken. Deze acties doen niet onder voor artistieke performances. Zij voegen daadwerkelijk iets toe aan de beelden in de open ruimte. De werken worden in een nieuwe/andere context belicht.
De optie om een nieuw kunstwerk toe te voegen bij de controversiële beelden of straatnamen, sluit hier bij aan. Men kan hier refereren aan één van voormelde projecten van de masterstudenten interieurarchitectuur van de UHasselt, waarbij verticale platen in cortenstaal voor het huldebeeld van Leopold II werden geplaatst. Deze stalen ‘bomen’ refereren aan de schaamteloze exploitatie en misbruiken van de Congolezen bij de rubberwinning. Bij dit concept wordt het oorspronkelijke beeld ongewijzigd gelaten en voegt men een artefact toe dat e.e.a. contextualiseert.
Dit studieproject doet me denken aan het Holocaustmonument in Berlijn. Hier wandel je tussen grote betonnen blokken die je een gevoel van isolatie en benauwing geven, die ook de gevangenen in de concentratiekampen moeten hebben ervaren.
Een ander voorbeeld vinden we bij de ‘Stolpersteine’ (struikelstenen) van kunstenaar Gunter Demnig. Dit zijn gedenktekens op het trottoir voor huizen van mensen die door de naz’s werden verdreven, gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord werden gedreven. Het gaat om stenen (10X10cm) met een messing plaatje dat de naam, geboortedatum, deportatiedatum en plaats en datum van overlijden vermeldt. Je vindt ze terug in heel wat Europese steden. Ook in Anderlecht en Schaarbeek kan je ze aantreffen.
Het Holocaustmonument.
Het ‘Denkmal für die ermördeten Juden Europas is een ontwerp van de Joodse Amerikaan Peter Eisenman. Het bevindt zich in de stad Berlijn in de buurt van de Potzdammerplatz. Op een golvend terrein van 19.000 m2 – zowat 3 voetbalvelden groot – staan 2711 betonnen zuilen die in hoogte variëren van 20cm tot 4,5 meter. Je kan door het monument heen wandelen. De smalle ruimte tussen de zuilen van 95 cm bezorgen je een beklemmend en desoriënterend ervaring en een gevoel van isolement.
Het motto van het monument komt van de Italiaanse schrijver en Nobelprijswinnaar literatuur Primo Levi, zelf een overlever van het concentratiekamp in Auschwitz. “Het is gebeurd en daarom kan het weer gebeuren. Dat is de kern van wat wij te zeggen hebben”.
17 jaar zaten er tussen de oproep van de Joods-Duitse journaliste Lea Rosh in 1988 en de opening van het monument in 2005. Het initiatief zorgde voor heel wat beroering. (Moet er een monument komen exclusief voor de Joodse slachtoffers komen? Is het mogelijk om hier überhaupt een monument voor te creëren? Kan dat monument in Duitsland? , …)
Onder het monument is er een informatiecentrum waar de slachtoffers een gezicht krijgen en de holocaust omstandig wordt toegelicht.
Premisse
Het concept van dit tijdschrift vereist dat de auteur van de inleidende tekst een premisse lanceert, m.n. een concreet idee om het besproken thema te beslechten. Weliswaar is deze hypothese geen dictaat maar net een aanleiding om het debat te animeren.
In deze hele discussie merk ik vooral een groot schisma tussen zij die wensen te conserveren en anderen die de radicale verwijdering bepleiten. Beide groepen staven hun argumentatie met te wijzen naar de historiek achter de artefacten. Dit ‘eerbetoon’ in de openbare ruimte is voor sommigen dermate beledigend, provocerend of getuigend van gebrek aan respect dat het behoud onwenselijk is. Hun opponenten gebruiken de artefacten net om de geschiedenis levend te houden. Voor sommigen is en blijft het daadwerkelijk een eerbetoon wars van hetgeen de geschiedenis reveleerde. Anderen doen het om de controverse in stand te houden. Zij willen de gemeenschap inlichten over de achtergrond bij deze beelden en hun betrekken in dit discours. Zij pleiten dan ook om bepaalde vandalenstreken te tolereren, informatieborden te plaatsen of een nieuw bijkomend kunstwerk te creëren dat uitnodigt tot reflectie.
Het hele debat over deze aangelegenheid leverde tal van interessante en boeiende invalshoeken op. Vast staat wel dat een grote meerderheid absoluut niet deelneemt aan de discussie. Het laat hen koud of ze hebben geen idee waarover het precies handelt. Het valt op dat wanneer je met jongeren praat over Verschaeve of Kongo-Vrijstaat, dat dit hun weinig of niets zegt. Het is blijkbaar nooit in hun lessen geschiedenis (expliciet) aan bod gekomen. Ook bij de gesprekken met de studenten die betrokken waren bij het project rond het huldebeeld van Leopold II te Hasselt, bleek dat zij bij het ontvangen van hun opdracht niet of nauwelijks wisten waarover de commotie eigenlijk ging.
De hele heisa rond het behoud of het weghalen van de controversiële beelden en straatnamen was een goed momentum om de verhalen achter deze artefacten opnieuw ten berde te brengen. Maar eens dit stormpje weer ging liggen…
In die zin zouden we kunnen pleiten om een kunstwerk toe te voegen. Waarom geen extra beeld dat refereert aan de gruwelen van de oorlog, aan het antisemitisme of de collaboratie dan het louter schrappen van de Cyriel Verschaevestraat. Met dergelijke artistieke ingreep kunnen we ook de wandaden in Congo-Vrijstaat onder de aandacht blijven houden. Niet in het minst uit respect voor de slachtoffers. Vandaar de premisse:
Voeg een kunstwerk toe dat uitnodigt tot reflectie. Infobordjes met hoogst beperkte toelichtingen of excuuspancartes lijken me zo weinig zeggend, zo gemakkelijk. Waarom zouden we niet opteren we voor een beeld dat confronteert, vragen oproept, boeit, ….in de hoop dat het mensen nieuwsgierig maakt om op zoek te gaan naar achtergrondinformatie en diepere kennis. Misschien kan een QR code worden toegevoegd waarachter foto’s, film en tekstmateriaal kan worden geborgen alsmede referenties aan publicaties en andere informatie over de geschiedenis achter de artefacten.
Hiermee voegen we een actuele interpretatie van de geschiedenis toe én proberen we tegemoet komen aan de pijn en bezorgdheid van mensen die zich gekwetst voelen door deze beelden en straatnamen.
Uitleiding
Centraal in het discours staat de vraag: hoe ga we om met onze geschiedenis? Wat brengt de naamswijziging van het Generaal Fochplein in het Pieter de Somerplein in Leuven ons bij? Waren er geen andere opties geweest die een veel sterker statement konden maken. Waarom geen keuze om de geschiedenis achter de figuur van Ferdinand Foch en het lot van duizenden soldaten die als kanonnenvlees werden opgeofferd in zinloze militaire acties levendig te houden. Quid het beeld van Godfried van Bouillon op het Regentschapsplein in Brussel? De eerste koning van Jeruzalem participeerde aan de bijzonder moorddadige eerste kruistocht. En moet de Joris van Severenlaan behouden blijven (Genoemd naar de oprichter van het Verdinaso, een autoritair politieke beweging verwant met het fascisme)
Het lijkt trouwens ook vrij hypocriet als je enkel de beelden van Leopold II zou verwijderen, zonder te raken aan de talloze gebouwen, monumenten, parken en lanen die met het geld dat hij puurde uit Kongo-Vrijstaat hier werden gebouwd.
Waarden en gedachtegoed wil al eens verschuiven in de loop der tijd. Iedere generatie heeft zijn idolen, helden, slachtoffers, daders en vijanden. Met de ‘damnatio memoriae’ (vervloeking van de nagedachtenis) knipten de Romeinen bepaalde figuren uit hun geschiedenis. Moeten we dit dan ook maar doen voor de figuren die donkere bladzijden vulden in ons verleden? Of zouden we met voorgaande premisse niet meer tegemoet komen aan heel wat verzuchtingen door net e.e.a. onder ogen te zien, te erkennen en te contextualiseren?
Januari 2018