De digitale transformatie van het onderwijs.
The silent (r)evolution.

Het lijkt alsof ons onderwijs lang heeft stilgestaan, en te weinig is aangepast aan de verwachtingen en de eigenheid van de jongeren van vandaag. Wanneer je nu een klaslokaal ziet is het meubilair vaak niet zo heel erg verschillend van de banken van enkele decennia of langer geleden. Aan de muur hangt vooraan nog steeds een schoolbord, of er nu met krijt, uitwisbare stiften of digitaal op geschreven wordt. Langzame veranderingen worden zelden opgemerkt, al is de digitalisering al decennia lang bezig. De overgrote meerderheid van de overheadprojectoren is intussen vervangen door een smartboard, de klasagenda wordt digitaal ingevuld op Smartschool, en ook de pen verdwijnt stilaan. De evolutie die het onderwijs doormaakt versnelt, en deze versnelling is sterkt gerelateerd aan de digitalisering. De beschikbaarheid van laptops en tablets, de introductie van het internet binnen de schoolmuren en de switch naar mobiele toestellen en toepassingen vormen een motor van veranderingsprocessen.

We nemen u mee in het verhaal van Hogeschool PXL, die als ‘hogeschool met de laptop” de eerste hoger onderwijsinstelling was die haar onderwijs heeft aangepast aan de nieuwe generatie jongeren  die er aan kwam in het begin van de jaren 2000. Ze werd toen de ‘Hogeschool met de laptop’, en legde de grondslag voor het ICT-geïntegreerd onderwijs dat tot op vandaag haar credo is.

Met dit verhaal willen we aantonen wat er mogelijk is, welke toekomstige evoluties we nog zien aankomen en hoe wij de digitale transformatie van het onderwijs zien. Niet als een doel, maar als de motor om te komen onderwijs waarin de lerende centraal staat maw dat studentgecentreerd is, een authentieke leeromgeving biedt en zodoende maximale ontwikkelingskansen geeft aan leerlingen en studenten. Onze overtuiging is dat we de leerkracht niet moeten vervangen door een resem YouTube filmpjes, maar dat de leerkracht die wel kan gebruiken om het leerproces te optimaliseren. We moeten ook de leerling niet helemaal uit de klas halen, maar met een stukje groepswerk en blended learning is niets mis. We zien de leraar als coach en supervisor van het leerproces van de leerlingen, waarin de eigen vakkennis een plaats heeft, maar dat niet het enige element is van een rijke leeromgeving. In deze leeromgeving kan de leerling of student groeien en zijn of haar volledig potentieel ontwikkelen.

Dit wordt ook weergegeven in het onderwijsconcept van Hogeschool PXL, meer bepaald in de omschrijving van het luik “maximale ontwikkelingskansen”.

“Ons onderwijs is zo gevormd dat de kansen voor de student om zich te ontwikkelen maximaal benut worden. Elke student krijgt de ruimte om een leerproces te doorlopen dat zo goed mogelijk aansluit bij zijn uniek profiel. Het PXL onderwijs biedt maximale ontwikkelingskansen door een krachtige leeromgeving te creëren, gekenmerkt door persoonlijke leerwegen, met ICT (informatie en communicatietechnologie) als motor. Op vlak van studentenbegeleiding zijn we laagdrempelig en doelgericht.”

We weten intussen dat de introductie van digitale tools in het onderwijs volop bezig is, al is er het besef dat er nog heel wat ruimte is voor een meer efficiënt en optimaal gebruik van de beschikbare digitale tools.

Daarbij lijkt de huidige Corona-crisis een mega-turbo voor de digitale transformatie te zijn, waardoor een aantal processen de laatste weken in een versnelling lijken te zijn terechtgekomen. Pre-teaching, online meetings met Teams, examineren via internet, plots lijkt het allemaal te kunnen.


Is ons onderwijs aangepast aan de huidige generatie studenten?

Het onderwijs in Hogeschool PXL staat bekend als innovatief en ICT-geïntegreerd. We zijn er in geslaagd om niet met de tijd mee te evolueren, maar om vooruit te denken, in te schatten in welke richting en aan welke snelheid de tijd ons vooruitduwt, en daar niet op te wachten maar vooraf in actie te schieten, ons aan te passen aan de toekomstige generaties studenten, niet die uit het verleden of zelfs het heden. We spreken van de babyboomgeneratie als we het hebben over mensen geboren tussen ruwweg het einde van de tweede wereldoorlog tot het begin van de jaren 60. Daarna volgen generatie X, en Z met hun eigen specifieke kenmerken. We gaan er van uit dat we zwaar in de problemen komen als we ons onderwijs niet aanpassen aan de kenmerken van deze nieuwe generaties die de schoolbanken bevolken.

 Babyboom

Vanaf midden de 70er jaren hadden we in het hoger onderwijs jongeren van de zogenaamde “babyboomgeneratie” op de schoolbanken zitten. De “protestgeneratie” groeide op in een tijd van sterke welvaartsstijging en kende geen armoede of massale werkloosheid. Zelfontplooiing, burgerlijke ongehoorzaamheid, een jointje hier of daar, een nieuwe en vrijere seksuele moraal resulteerden in een nieuwe levensstijl. In 1968 barstte de bom en de sluimerende onvrede onder jongeren leidde in heel West-Europa tot protest.

Intussen merken we dat een flink deel van deze generatie senioren een transformatie heeft ondergaan en een goede klik heeft met de nieuwe generatie junioren (van generatie Y). We zien dat ouders vandaag veel meer betrokken zijn op de schoolcarrière en de studiekeuze van hun kinderen en kleinkinderen dan enkele decennia geleden.

Generatie X

De generatie geboren na de babyboomgeneratie tussen ruwweg 1956 en 1982 kreeg te maken met massale jeugdwerkloosheid en maakte vanwege het gevaar van aids het einde van de seksuele vrijheid mee. Er werd geëxperimenteerd met verschillende samenlevingsvormen (samenwonen in plaats van trouwen). De jeugdcultuur manifesteerde zich met de komst van MTV. En de levensstandaard steeg. Over het algemeen is deze generatie praktisch ingesteld, zelfredzaam, relativerend en wordt ze gekenmerkt door een no-nonsense mentaliteit. Ze zijn hoger opgeleid en hadden betere banen dan de leden van de protestgeneratie in dezelfde periode van hun leven. Als ouders besteden de X’ers ruim tweemaal zoveel tijd aan het opvoeden van hun kinderen (van de generatie Y) dan de protestgeneratie besteedde aan het opvoeden van hun kinderen.

Generatie Y

Generatie Y is de opvolger van generatie X en wordt over het algemeen gedefinieerd aan de hand van de periode 1982-2001. Ze worden ook wel de grenzeloze generatie, digitale generatie of screenagers genoemd. Voor de grenzeloze generatie geldt dat kinderen al vroeg actief zijn met sms en op internet met profielensites en facebook. Marketeers hebben de jongerencultuur ook getypeerd als achterbankgeneratie (ouders regelen alles voor hen), knip-en-plakgeneratie (alles is al eens bedacht), mediageneratie (communiceert gemakkelijker digitaal dan van persoon tot persoon) en generatie Y (vertroeteld, zelfverzekerd en opgegroeid met grote technologische vooruitgang). Authentiek zijn vinden ze belangrijk. Ze willen flexibel werken in sfeervolle omgevingen waar ze zichzelf kunnen zijn en waar ze zich authentiek kunnen ontwikkelen. Ze willen meteen meedoen en toegevoegde waarde leveren, bijvoorbeeld met de inzet van sociale media.

Generatie Z

En tenslotte is er generatie Z. Iedereen die tussen de jaren 1992 en heden is geboren, wordt gerekend tot deze generatie. Die jaartallen worden in de wetenschap hier en daar nog wel behoorlijk bediscussieerd, maar voor deze beschrijving houden we ons daar aan. Vandaag is deze groep dus tussen de 10 en de 28 jaar oud. Met andere woorden: de eerste leden van deze generatie zijn al uit onze hogeschool naar de werkvloer doorgestroomd. Ook generatie Z kent een aantal synoniemen: de meest gebruikte en meest invloedrijke is “Digital Natives”, bedacht door Marc Prensky (2001) . Prensky stelt dat deze generatie is geboren in een tijdsgewricht waarin de verregaande aanwezigheid van digitale technologie de norm is. Dit in tegenstelling tot alle voorgaande generaties, die – in meer of mindere mate – zijn opgegroeid in tijden waarin we gebruik moesten leren maken van digitale technologieën. Deze oudere generaties noemt Presky de “Digital Immigrants”. De immigranten versus de inboorlingen dus. Generatie Z groeit op in een wereld van overvloed en met relatief weinig beperkingen.. Generaliserend kunnen we daarom over generatie Z stellen dat dit een Generatie is die opgroeit in een ‘24/7’ informatie maatschappij. Vaak wordt gesteld dat het een generatie is die wordt gekenmerkt door een korte aandachtsboog. Ze vervelen zich snel en ze zappen door het leven. Dit leidt er ook toe dat ze razendsnel informatie kunnen vinden en filteren. Al betekent dat soms ook dat informatie oppervlakkig wordt verwerkt.

In het hoger onderwijs is het nu grotendeels deze generatie die instroomt, waarbij we ons onderwijs moeten afstemmen op hun manier van leven, studeren, werken. “how their clock ticks”. En we weten nu al dat er een volgende generatie zal komen na de huidige “generatie Z”. Zal hun leren, werken, gedrag en persoonlijkheid vooral beïnvloed worden door digitale evoluties, het klimaatdenken, pandemieën? En hoe gaan we ze noemen: generatie Alpha? Generatie  Z 2.0? Zelfs de naam kennen we nog niet, maar we moeten er wel op voorbereid zijn in het onderwijs …


De introductie van het studeren met een laptop als het nieuwe normaal

 Onderwijsinnovatie wordt gedreven door de veranderende tijdsgeest, door de wijzigingen in jongerencultuur, de verwachtingen van onze doelgroep en door hun manier van leren. Als we de evolutie van de persoonlijkheidskenmerken en de manier van kennis verwerven bekijken doorheen de evolutie van de babyboomers tot de huidige generatie, dan kunnen we er niet omheen dat de leeromgeving van jongeren wel mee moet evolueren om hierbij aan te sluiten. Meer zelfwerkzaamheid, meer beeldcultuur, interactie, gebruik van informatica komen in de plaats van de klassieke werkvormen in de klas en het ex-cathedra onderwijs. Waar dat niet gebeurt haken leerlingen af, worden gedemotiveerd en komen niet tot een optimaal leerproces.

Hogeschool PXL (toen nog PHL) zag in 2000 al in dat een aanpassing aan deze veranderende realiteit noodzakelijk was, dat de hogeschool zich versneld moest aanpassen aan de drastisch andere doelgroep van 18-jarigen die weldra zou instromen.. Het klinkt eenvoudig, maar de facto kwam de introductie van laptoponderwijs neer op de introductie van ICT in het onderwijs op een nooit geziene schaal en met een enorme snelheid.

Zo werden we in 2001 al de “Hogeschool met de laptop”, een baseline die enorm aansloeg en die tot op de dag vandaag is blijven hangen in het collectieve geheugen in Vlaanderen. We hadden op dat moment ook het (tweede) grootste draadloze netwerk in Europa, alleen in het hoofdkwartier van Nokia was er toen een nog groter bereik. Het was meteen ook de stap naar een onomkeerbare keuze voor “BYOD”, Bring Your Own Device. De keuze om alle PC-lokalen leeg te maken en de toenmalige bibliotheek om te vormen tot studielandschap waar studenten konden studeren of samenwerken met hun laptop (en later hun smartphone) was drastisch, maar bleek een succesverhaal. De middelen die moesten geïnvesteerd worden in software-updates, afschrijvingen voor de vaste computers en dergelijke konden nu besteed worden aan draadloze netwerkconnectie en de beveiliging ervan, service  voorzien voor de laptops on campus, en enig risico op vandalisme aan schoolcomputers verdween.

Toch waren de motieven om deze stap te zetten geenszins van logistieke of financiële aard, noch louter marketinggewijs, zoals sommige kwatongen destijds beweerden, maar pedagogisch-didactisch van aard. Ze kunnen in drie categorieën worden onderverdeeld, die alle verband houden met de aard van de aankomende generatie nieuwe studenten waaraan het onderwijsmodel zich diende aan te passen.

Het werd duidelijk dat er nood was aan een ander onderwijsmodel dan het klassieke, kennisgecentreerde model waarbij de leerkracht/docent kennis overdracht aan de leerlingen. Het passieve leren moest plaatsmaken voor actief leren, en het probleemgestuurd onderwijs (PGO) was daarvoor de perfecte insteek. Om het actief zoeken, verwerven en verwerken van de kennis mogelijk te maken had de student een eigen toestel nodig, mobiel en met toegang tot internet.

Niet alleen de manier van kennisververwerving veranderde, daardoor wijzigde ook plaats en het tijdstip van leren. Een begrip dat in die tijd opgang maakte was “Anytime, anywhere learning” als instrument om studentgecentreerd leren mogelijk te maken. Het hebben van toegang tot kennisbronnen via internet op eender welke plaats en tijdstip was daarin een cruciale voorwaarden.

Het veranderend digitaal gedrag van de nieuwe generatie jongeren in het onderwijs ondersteunde en versterkte de mogelijkheden van deze wijzigingen. Opzoeken van informatie op het internet in plaats van in bibliotheken werd snel een evidentie

Toch waren er destijds ook wel studenten die juist omwille van de start van het laptopproject sceptisch waren; in het eerste jaar van de invoering daalden zelfs de inschrijvingen. Dit zou vandaag ondenkbaar zijn, en toont aan dat de digitalisering door de studenten zeer breed gedragen wordt. Blijkbaar zorgde de informatietechnologie reeds voor een aanzienlijke disruptie in het onderwijs.

Het ICT instrumentarium dat de hogeschool destijds ontplooide was zeer innovatief, maar is na twintig jaar uiteraard reeds algemeen verspreid in alle scholen. Een digitale leeromgeving werd de ruggengraat van het online leren, waarbij toen al werd gekozen voor Blackboard. De hogeschool ontwikkelde zelf een digitaal portfolio systeem (EPOS genaamd), en bezorgde elke student een eigen mailadres en toegang tot fileservers om eigen bestanden anytime anywhere toegankelijk te maken.

Een aspect dat vaak vergeten wordt in de beschrijving van de historiek van het laptopproject zijn de inspanningen die gebeurden om het docentenkorps te professionaliseren. In de Witte Nonnenstraat in Hasselt werd hiervoor speciaal het “ICT-centrum” opgericht, waar massa’s technische ICT-workshops plaatsvonden. Docenten zagen zich immers plots voor een klas geplaatst waarin de studenten digital natives waren en verder stonden in de beheersing van hard- en software. Een leuk weetje is dat Ben Lambrechts, de huidige algemeen directeur van de hogeschool, destijds werd aangetrokken om deze opleidingen vorm te geven.

Een verdere evolutie tien jaar na het laptopproject was zeker de introductie van de tablet omstreeks 2011. Waar het in het begin nog als een rariteit, een gadget werd gezien, bleek de draagbaarheid en de mobiliteit al snel een geweldige troef. De tablet gaf een geweldige boost aan de intuïtiviteit en de gebruiksvriendelijkheid van digitale technologie, en werd trouwens ook in middelbare scholen snel geadapteerd in diverse tabletprojecten. Die bleken hanteerbaarder en betaalbaarder voor de scholen dan laptops, en via het project Tablio droeg de hogeschool veel expertise vanuit haar laptopproject over naar de secundaire scholen.


Recente ontwikkelingen: beeldcultuur, blended learning en verdere professionalisering  

Waar educatieve technologie in die beginjaren vaak nog in de kinderschoenen stond, zien we vandaag technologieën die echt wel snelheid, vlotheid en doeltreffendheid kunnen bijbrengen in ons onderwijs. Hierdoor loopt het gebruik van beeldmateriaal en video steeds vlotter.

Een mooi voorbeeld is het videosysteem KALTURA, dat we sinds 2017 gebruiken in onze hogeschool. Waar we vroeger embed-codes moesten knippen, plakken, doorsturen en wat frommelen met iframes; kunnen we met Kaltura met enkele klikken een video tot bij de student brengen. Video’s streamen werkt prima. Op die manier bouwen we een leeromgeving die erg lijkt op Youtube en dus dicht bij de belevingswereld van de studenten ligt. Het is ook leuk om vast te stellen dat het videosysteem effectief gebruikt wordt in de hogeschool. Reeds in het academiejaar 18-19 werd er bijna 100.000 keer een video afgespeeld op Kaltura. Gemiddeld duurt een kijksessie 10 minuten. We zetten ook in op korte video’s, kennisclips; geen integrale hoorcolleges. Het V-LAB, zo heet de audiovisuele ondersteuningsdienst in PXL, maakt per academiejaar zowat 200 nieuwe, eigen opnames. Dit zijn meer dan 3 opnames per week.

Maar computers invoeren alleen is niet genoeg. Transformatie gebeurt door diegenen die ermee werken, die de digitalisering in de praktijk omzetten. Om dit proces zichtbaar te maken reikt de hogeschool blended learning-labels uit. Zo’n label kan je beschouwen als een kwaliteitslabel voor opleidingsonderdelen. Een keurmerk voor PXL-cursussen die goed in mekaar zitten vanuit de bril van blended learning. Er werden al honderder dergelijke labels uitgereikt, en de opleidingen ergotherapie en vroedkunde waren de eersten die een label kregen op opleidingsniveau. De hele opleiding is kwalitatief volgens blended learning georganiseerd. De labels worden toegekend via een intern jurysysteem. Peers beoordelen peers. Lectoren beoordelen lectoren. Dit promoot de professionele dialoog, het leren van elkaar.

We hebben vandaag ook steeds meer opleidingen waarvan het werktraject in afstandsonderwijs te volgen is. In de praktijk zien we dat eenzelfde cursus voor zowel blended learning als distance learning worden gebruikt. Je slaat zo twee vliegen in één klap. Deze tijdswinst wordt door lectoren enorm gewaardeerd.

Het ICTO-instrumentarium breidt nu ook steeds verder uit. Er is veel meer oog voor digitale feedbacksystemen om de groei van studenten inzichtelijk te maken. Portfolio’s winnen geweldig aan populariteit. De recentste uitbreiding is ons eigen Podcastplatform, waarop leerstof en achtergrondinformatie in de vorm van podcasts wordt aangeboden.

Een opvallende tendens is dat professonaliseringsactiviteiten zich nu vooral ook richten op het didactisch gebruik van technologie. In de beginfase waren opleidingssessies vooral gericht op technisch gebruik van hard-en software, zeg maar “knopjescursussen”. Nu zien we dat het gebruik van de digitale instrumenten in functie van zowel online als on-campus lesgeven en evalueren snel toeneemt. Het Europese DIGCOMPEDU-raamwerk is hierin richtinggevend.


Een kleine blik op de toekomst: Virtual reality, Open Educational Resources en AI in het onderwijs

Vandaag investeert de hogeschool versneld in Augmented Reality en Artificial Intelligence. De ontwikkelingen in de educatieve technologie staan immers niet stil. Ze hangen vaak samen met ontwikkelingen die technologie in het algemeen maakt, en het onderwijs kan niet anders dan daarin mee volgen. We stomen een generatie klaar voor een aantal beroepen op de arbeidsmarkt die vandaag nog niet bestaan, en we hebben nog geen idee van de kenmerken van de generatie jongeren die zal volgen na generatie Z …

Virtual reality

Virtual Reality (VR) is een relatief nieuwe technologie die het mogelijk maakt om afgesloten van de echte wereld, je in een virtuele wereld te begeven. Door het tonen van 360°-video’s en -foto’s via een VR-device krijgen studenten een realistisch beeld van de weergegeven situatie. Ze kunnen als het ware vrij op verkenning gaan. Naast het tonen van de realistische situaties in VR an sich, gaan we met verrijkingen nog een stap verder. Deze verrijkingen kunnen verschillende vormen aannemen: tekst, afbeeldingen, video’s en gesloten vragen. Deze verrijkingen vormen de sturingselementen die de aandacht van de deelnemer vestigt op specifieke onderdelen uit de VR-omgeving of hierover extra informatie geeft. Door het toevoegen van verrijkingen kan er dus ook ‘just-in-time-informatie’ aangeboden worden. Er kan namelijk gekozen worden waar en wanneer de verrijkingen zullen verschijnen in de 360°-video, alsook hoe lang deze in beeld zullen zijn. De verrijkingen kunnen zowel het begrip van de studenten bevorderen, alsook hun betrokkenheid op de les. Belangrijk is ook dat de video pauzeert wanneer de deelnemer of het systeem een verrijking oproept. Zo heeft de deelnemer alle tijd om de verrijking te bestuderen.

Door de combinatie van het basismateriaal (de 360°-video’s en -foto’s) en de verrijkingen kan je educatief sterke pakketten gaan uitwerken die de studenten confronteren met nieuwe leerstof, dan wel de student in staat stellen om gekende leerstof meer in de diepte te gaan bestuderen.

Zo hebben we een eerste demo-case ontwikkeld voor studenten in de lerarenopleiding. In deze opleiding is het vrij typisch dat studenten observatie-opdrachten moeten uitvoeren in klassen. Dit vergt veel organisatie van lerarenopleidingen en scholen, dus hier is een efficiëntiewinst te boeken. Bovendien is het vaak onduidelijk wat de student precies geobserveerd heeft en of dit wel degelijk de relevante elementen waren. In een VR-omgeving kan je iedere student dezelfde leservaring aanbieden en je kan gericht differentiëren in de observatieopdracht. Met verrijkingen kan je de aandacht van de student trekken en eventueel bijkomende theoretische duiding geven. Deze demo-case is te bekijken op het Youtube kanaal van Hogeschool PXL.

Een tweede demo-case situeert zich in onze graduaatsopleidingen, meer bepaald in het domein elektromechanica. Studenten die met werkplekleren starten kennen het bedrijf vaak niet waardoor er veel tijd verloren gaat met het bezoek aan het bedrijf en het uitleggen van de taken die ze moeten uitvoeren. Binnen deze casus maken we gebruik van eenvoudige 360°-video’s en -foto’s waarmee een gebruiker niet alleen de werkplek virtueel (met een 3D-bril) kan bezoeken maar tegelijk ook de nodige theoretische achtergrond kan aanleren. De cases worden ontwikkeld in samenwerking met het bedrijf Punch Powertrain.

Open Educational Resources

In het streven naar maximale ontwikkelingskansen voor de studenten vormen de “open educational resources” een uitgelezen kans om zowel innovatief (gericht samenbrengen van diverse invalshoeken) als studentgericht (met een studiepakket “op maat”) te werken. De meest voor de hand liggende voorbeelden zijn hierbij de gekende TED-talks, MOOC’s (Massive Open Online Courses) van andere onderwijsinstellingen (eg Kahn University,…). Het doel hiervan moet zijn dat deze “open educational resources” toelaten om authentieke casussen aan te bieden én om een fundamentele bijdrage te vormen bij een betere doorstroming van de studenten afstandsonderwijs.

 Artificiële intelligentie

Een recente studie (2018) van Lawgeex toont aan dat AI betrouwbaarder en sneller is dan het menselijk denkvermogen. Ze lieten 20 Amerikaanse juristen complexe contracten nakijken en vergeleken dit met de prestaties van een AI-software. AI scoorde met een gemiddelde accuraatheid van 94% beter dan de juristen, die 85% haalden. AI deed er overigens 26 seconden over tegenover een gemiddelde van 92 minuten bij de juristen. De AI-computer dronk overigens geen enkele tas koffie tegenover 12 bij de juristen!

De verwachting is dat AI-technologie op termijn ook in het onderwijs zal terechtkomen in de vorm van “Virtual Assistants”. Google Alexa is een mooi voorbeeld. Als leerlingen 15’ aan een taak mogen werken, zal Alexa de timer met plezier voor je instellen. Virtual assistants zullen een plaats krijgen in het onderwijsleerproces en een driehoek vormen met student en lector. Ze kunnen studenten helpen in de organisatie van het leerproces, ondersteuning bieden in onderzoek en rapportage, maar ook snelle updates geven aan de lector over het presteren van een student. Dit zal nog niet voor morgen zijn, maar reken een vijftal jaar vooraleer het pionierswerk afgelopen zal zijn.

De evolutie van de lerarenstiel.

De wereld verandert snel, en dat heeft ook een impact op het onderwijs. In Boderé, Sassenus en Van Petegem (2018) werd een grondige omgevingsanalyse uitgevoerd om te bepalen welke maatschappelijke ontwikkelingen een impact hebben op het onderwijs van de toekomst, en ze werden onderverdeeld in zes verschillende categorieën, namelijk de demografische, economische, sociaal-culturele, technologische, ecologische en politiekgerechtelijke ontwikkelingen.

De technologische vooruitgang zou het meest bepalend zijn voor veranderingen in de maatschappij en het onderwijsveld (OESO, 2016). Digitale competenties zijn essentieel voor afgestudeerden, en het onderwijs zal dus moeten blijven investeren in het overbrengen van digitale kennis en competenties. Concreet moeten jongeren leren om informatie op het internet snel en efficiënt terug te vinden en te verwerken, kritisch leren omspringen met bronnen en gebruik maken van digitale tools om te leren. Ook leraren zullen steeds meer gebruik moeten maken van nieuwe technologieën om hun onderwijs vorm te geven.

Dat laatste lijkt al behoorlijk te lukken, al is er ruimte voor verdere groei. Zo deed de IT-integrator Van Roey, die heel wat ervaring heeft in het bedrijfsleven maar ook in het onderwijs,  een bevraging bij 61 Vlaamse scholen om de digitale transformatie binnen het onderwijs in kaart te kunnen brengen. De conclusie was dat de meeste scholen de digitale trein niet hebben gemist, al is er nog werk aan de winkel.

Elke school heeft de ambitie om de nodige digitale hulpmiddelen te voorzien. Veel klaslokalen zijn omgevormd tot digitale klassen met wifi, een digibord, interactieve projector of touchscreen. Ook het gebruik van tablets en digitale leerhulpmiddelen geraakt meer ingeburgerd, en leraren krijgen steeds meer mogelijkheden om via een digitaal leervolgsysteem het leerproces van de leerlingen op te volgen.

Tegelijk gaf bijna 50% van de respondenten (zowel directie als ICT-coördinatoren) aan het gevoel te hebben dat leraren nog onvoldoende de digitale mogelijkheden benutten. Er is dus nog heel wat ruimte voor het meer efficiënt en optimaal gebruik van de beschikbare digitale tools.

We moeten durven knabbelen aan de face-to-face onderwijstijd en enkel datgene overhouden wat online minder goed kan: coaching, diepgang, samenwerking, gesprek. We moeten aan studenten de vraag stellen wat zij willen doen in het contactonderwijs, en waar zij op dat moment het meest nood aan hebben.

De lector van morgen is niet alleen digitaal competent, maar beschikt over ‘digital fluency’. Een soort digitale vlotheid. Het gaat niet meer om het bedienen van de een of de andere software, maar wel om het correct selecteren en integreren van software, die bovendien steeds verandert.

Jos Veijfeijken

Master Pedagogische Wetenschappen – MBA
Stafmedewerker Hogeschool PXL

 

BIBLIOGRAFIE

KERFF, M. (Editor) 2003. De Dotcomsprong. Het PHL-Project. Garant, Antwerpen, 128p.

WOLFE, R.E., STEINBERG, A., HOFFMAN, N. 2013. Anytime, Anywhere. Student-Centered Learning for Schools and Teachers.Harvard Education Press, Cambridge, 246 p.

Digitaal nieuwsartikel op bedrijfswebsite Vanroey: https://www.vanroey.be/digitale-omwenteling-in-het-onderwijs-of-toch-niet/

Boderé, A., Sassenus, S., & Van Petegem, P. (2018). Het onderwijs van de 21 ste eeuw: Maatschappelijk veranderingen en hun impact op het onderwijs van vandaag en morgen. Gent: Steunpunt Onderwijsonderzoek.

OESO. (2016). Trends shaping Education. Paris: OECD Publishing.